1
Wat is dag in frans?
Bonjour
Bonsoir
Voici
2
Wat is goedenavond in frans?
Ça va?
Bonsoir
À bientôt
3
Wat betekend Français(e) in nederlands?
Merci
Frans
Le pays
4
La passion?
De hobby
Rouge
Dans
5
Wat betekend la passion?
De hobby
De functie
Leuk
6
Wat betekend La vile
Het land
De wijk
De stad
7
Wat betekend la rue
De wijk
De stad
De straat
8
Wat betekend j'adore?
Ik ben
Oú?
Ik ben dol op
9
Wat betekend et toi?
Waar?
En jij?
Hoe gaat het?
10
Wat betekend il y a?
Het is of dat is
Hier is of hier zijn
Er is of er zijn
11
Wat betekend oú?
Waar?
Waaneer?
Wie?
12
Wat betekend qui?
Wat
Waar
Wie
13
Wat betekend comment?
Hoe
Hier
Wie
14
Wat betekend dans?
Dansen
In
Ook
15
Wat betekend aussi
In
Ook
16
Wat betekend tu t'applles
Jij heet
Zij heet
Ik heet
17
Wat betekend présenter?
Leuk
Cadeu
Voorstellen
18
Wat betekend chouette
Leuk
Fijn
Goed
19
Wat betekend à plus
Doei
Tot ziens
Tot later
20
Wat betekend là-bas
Daar, daarginds
Het is tijd
21
Wat betekend c'est l'heure
Het is tijd
Daar
22
Le/la même?
Dezelfde, hetzelfde
Nu
De meme
23
Je te présente
Ik stel je voor
Ik geef jij een cadeau
24
Wat betekend het zwembad in frans?
La piscine
Le mer
Ver
25
Le jardin?
Mogelijkheid
De tuin
La maison
26
Il s'appelle?
Jij heet
Zij heet
Hij heet
27
Maintenant?
Nu
Later
28
C'est possible
Het kan
Het is mogelijk
29
Alors?
Dan, dus
Of